Anton Veder: radioamateur van het eerste uur

door ir. Dick W. Rollema, PAØSE

Het WERA Fonds Veder is bekend van de Vederprijs-uitreikingen die meestal plaats vinden tijdens een themabijeenkomst van het NERG. Maar voor het overige geniet het Fonds en zijn oprichter A. Veder weinig bekendheid. Met deze bijdrage hopen we daar verandering in te brengen. Maar eerst het één en ander over de gebeurtenissen die tot de oprichting van het fonds hebben geleid.


Radioamateur A. Veder

Anton Veder was bankier te Rotterdam en tevens een fervent radioamateur. Wanneer hij met die hobby is begonnen, weten we niet maar het was in ieder geval vóór de Eerste Wereldoorlog. Hij had een ontvangstation ingericht met de modernste middelen die toen beschikbaar waren. Het enige waarnaar kon worden geluisterd, waren morsetelegrafiesignalen. Veder maakte zich de kennis van morse eigen en ging zelfs zover, dat hij zijn echtgenote en dochter eveneens verplichtte het morsealfabet te leren! Ook werden ze belast met het knippen van micaplaatjes, die hij wel nodig zal hebben gehad voor het maken van condensatoren.

Voor het leren van morse nam Veder contact op met L.F. Steehouwer; die leidde aan de Rotterdamse Zeevaartschool radiotelegrafisten op. En er meldde zich nog een belangstellende: P.C. Tolk, later omroeper bij de NCRV. Steehouwer gaf aan de beide heren zelfs een radiostationnetje mee, waarmee vergeefs werd getracht een verbinding tot stand te brengen. Dat was clandestien. Maar dat veranderde, toen hen door inspecteur van 't Sant van de rivierpolitie een zendvergunning werd verleend. Of van 't Sant daar inderdaad de bevoegdheid toe bezat of het in overleg met "den Haag" heeft gedaan, valt niet meer na te gaan (van 't Sant werd later hoofdcommissaris van politie in Den Haag en tijdens de Tweede Wereldoorlog secretaris van Koningin Wilhelmina te Londen).

Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog in 1914 wordt elke activiteit op radiogebied verboden; apparatuur moet worden ingeleverd of verzegeld. Het station van Veder ontkomt aan dit lot. Er doen zich namelijk spoedig geruchten voor, dat in het neutrale Nederland subversieve elementen actief zijn die per radio contact onderhouden met de oorlogvoerende landen. Om hieraan paal en perk te stellen, wordt een militaire radiocontroledienst opgericht die onder leiding staat van de kapitein Kniphorst. Maar vooral ging het om Duitse zeppelins te peilen die op weg waren naar Engeland om Londen te bombarderen. Maar de dienst beschikt aanvankelijk niet of nauwelijks over apparatuur. Anton Veder is als dienstplichtig militair opgeroepen en hij stelt grootmoedig zijn radiostation ter beschikking aan de dienst.

Foto in het veld
Sergeant Veder (zittend) te midden van zijn radiomannen in het veld.

De inmiddels tot sergeant opgeklommen Veder wordt ingekwartierd in zijn eigen woning en mariniers bewaken de zo gecreëerde post van de militaire radiocontroledienst te Rotterdam. Maar kunnen luisteren is niet genoeg; voor het lokaliseren van de staatsgevaarlijke zenders zijn radiorichtingzoekers nodig. Het Technisch Bureau Wireless van H.H.S. à Stéringa Idzerda krijgt opdracht tot het leveren van dergelijke radiopeilstations. Idzerda had nog nooit zoiets gemaakt, maar na enige mislukte pogingen lukt het hem een goed werkende peiler volgens het systeem Bellini-Tosi te construeren.

Advertentie van Idzerda

Idzerda toont de peiler in de in 1918 uitgebrachte catalogus van zijn inmiddels in "Nederlandsche Radio-Industrie" omgedoopte fabriek. De plaatsing van de eerste peiler, "ergens in Nederland", zoals geheimzinnig aangeduid, is vlak bij Rotterdam.

Voor de officiële afname door de dienst heeft kapitein Kniphorst een commissie gevormd en Idzerda krijgt het recht zijnerzijds ook iemand toe te voegen. Hij nodigt J. Corver uit; over hem later meer. Veder is gastheer voor de commissie die de peiler van Idzerda zal afnemen en vóór de plechtigheid biedt hij de commissie een diner aan. Daarna gaat het naar het peilstation in de automobiel van de heer Veder, een Hansa. De apparatuur blijkt aan alle eisen te voldoen. De afname verloopt dan ook zonder problemen. De enige die een slechte beurt maakt, is één van de soldaten die in het station had behoren te zitten om waarnemingen te doen. Die heeft elders een meer "geestrijke" omgeving opgezocht en daarom zijn rapport al enige uren tevoren ingevuld met gefantaseerde peilingen, die overigens op intelligente schattingen blijken te berusten. De "douw" die hij krijgt zal hij niet gauw zijn vergeten.

Van Corver verneemt Veder, dat er ook in den Haag een groep radioamateurs actief is. Dat leidt tot de oprichting van de Nederlandsche Vereeniging voor Radiotelegrafie, NVVR, waarover straks meer. Maar eerst wat meer over die Haagse amateurs.


Radioamateurs te 's-Gravenhage

Spil van die groep is Jan Corver (1878 - 1956), "JC" voor zijn vrienden. Van oorsprong journalist bij de Leeuwarder Courant treedt hij in 1908 in dienst van de "Tachygrafische Inrichting", de steno-afdeling van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Zijn belangstelling voor de radio wordt gewekt door een bezoek aan het luisterstation van de Amsterdammer A.H. de Voogt, begin 1913. Dit bezoek, en ook eigen experimenten, leiden tot een publicatie in Panorama van december 1913: "Het wonder der draadlooze telegrafie - kijkjes in de Nederlandsche amateurswereld". Het artikel is geïllustreerd met foto's van o.a. een radio-ontvanger in een sigarenkistje, een elektrolytische- en een kristaldetector en een experimentele ontvanger op een plank met verwisselbare detectoren en spoel met glijcontacten. Helaas zijn ontvangexperimenten clandestien, want in Nederland is een ontvangverbod voor particulieren van kracht. De luisteramateurs zorgden er dan ook voor, dat hun antennes vanaf de straat niet zichtbaar waren, of ze luisterden alleen 's-nachts en lieten overdag de antenne plat op het dak zakken.

Voor de Vereeniging voor Weer- en Sterrenkunde te den Haag had A.H. de Voogt, de man waaraan Corver een bezoek bracht, na een lezing over sterrenkundige tijdsbepaling iets verteld over de mogelijkheid van ontvangst van de precisietijdseinen van de Eiffeltoren. In januari 1913 zorgt hij naar aanleiding hiervan voor een demonstratie voor een paar belangstellenden. De politie, waarvoor de Voogt na vroegere ervaringen een hartgrondig respect koestert, moet men volgens hem bij zulke experimenten liever niet prikkelen met het gebruik van al te opvallende antennedraden. Het telegraafmonopolie van Vadertje Staat kan in vrijheid slechts overtreden worden als het clandestien gebeurt. Als goede burgers vinden de zich nu tot een groepje vormende amateurs dit toch maar onbevredigend. Zij beginnen zich op de hoogte te stellen van buitenlandse literatuur, zoals het Franse boekje van dr. Pierre Corret dat een uittreksel was van artikelen van deze auteur in Cosmos van oktober en november 1912: Reception à domicile des signaux horaires. In 1913 gaat de Eiffeltoren naast het tijdsein ook weerberichten uitzenden, dit met name ten behoeve van de militaire luchtvaart. Dr. van Gulik, hoogleraar te Wageningen, ziet hiervan ook het belang voor de landbouw in en geeft daaraan uiting in de Mededelingen van de Wageningse hogeschool.

Samen met dr. van Gulik, de Haagse afdeling der Nederlandse Vereeniging voor Weer- en Sterrekunde, alsmede de heer Lugard als vertegenwoordiger van de ANWB, wordt door het groepje amateurs dat zich had gevormd, te den Haag een vergadering belegd, waar besloten wordt tot het uitoefenen van aandrang op de Minister van Waterstaat om radioontvangst door particulieren vrij te geven. Die minister is ir. Lely, de grote man van het plan tot het leggen van de Afsluitdijk. Corver, eveneens lid van de Haagse Vereeniging voor Weer- en Sterrekunde, wordt erop af gestuurd; daarbij zal mede een rol hebben gespeeld, dat hij als stenograaf bij de Tweede Kamer de weg weet. Hij maakt gebruik van de gewone audiëntiedag van een minister, waarop de deuren van het kabinet open staan voor een ieder die een redelijk onderwerp kan opgeven, waarover hij iets heeft te verzoeken. Zo is dan in 1913 een eenzaam amateur geheel op eigen houtje bij minister Lely binnengelaten, nadat hij als onderwerp voor de auditie heeft opgegeven: het vrijlaten van radio-ontvangst.

"Excellentie", zegt Corver, "het is duidelijk dat het grootste bezwaar zal zijn gelegen in de mogelijkheid, dat telegrammen door anderen worden afgeluisterd. Dat zal dan speciaal gelden voor telegrammen van Scheveningen-Haven (Nederland bezat feitelijk slechts dat station). Mag ik u dan hier in uw eigen kamer aantonen, dat zonder enige voorbereiding nu op dit moment elk woord dat Scheveningen-Haven seint, kan worden opgenomen met hulpmiddelen die ik in mijn zak heb en waarvan het bezit mij door niemand zal worden verboden?". De demonstratie wordt door de minister, die dit vermakelijk en interessant begint te vinden, welwillend toegestaan. Er komen een paar snoertjes met klemmen te voorschijn, een kristaldetector van Huth en een telefoonschelp. Zijne Excellentie verleent medewerking door SCH op te bellen met het verzoek om enige woorden te seinen en vijf minuten later staat de tekst op een vel papier dat op de ministertafel ligt.

Lely barst in lachen uit. "Ik ben geen jurist", zegt hij, "en misschien is dat de reden, dat ik het aanvoel als absurd, dat de wetgever iets wil verbieden, dat door technische oorzaak niet is te beletten en niet te controleren. Maar", zo vervolgt hij, "door mijn ambtenaren is mij nooit verteld, dat deze mogelijkheid bestaat. De Directeur-Generaal van de PTT zal het zelf ook eerlijk niet geweten hebben. Kunt u dit niet eens aan hem gaan vertellen, voor mijn part in het bijzijn van zijn gehele juridische en technische staf?". Nadat Corver heeft opgemerkt, dat het veel gemakkelijker was de minister van Waterstaat te benaderen dan het Hoofdbestuur van de PTT te mobiliseren voor zo'n wissewasje, neemt de minister op zich, dit persoonlijk te arrangeren; en dat gebeurt.

Het resultaat is heel gunstig voor de zaak van de amateurs: nadat begin 1914 een regeling ingevoerd werd waarbij op aanvraag gratis een officiële vergunning wordt verleend, wordt op initiatief van minister Lely zelfs een grote stap verder gegaan door de uitvaardiging van het Koninklijk Besluit van 11 juli 1914 dat de ontvangst geheel vrij geeft, zonder dat men een vergunning behoeft aan te vragen. Een korte vreugde, want eind augustus 1914 breekt de Eerste Wereldoorlog uit; het Ministerie van Oorlog neemt ten aanzien van de radio het heft in handen en vaardigt op 5 september 1914 kortweg een algeheel verbod uit voor particulieren. De gevolgen zijn voor sommigen persoonlijk onaangenaam, omdat men hier en daar de zelf geknutselde apparaten laat inleveren. Het zijn in die Wereldoorlog echter geen Duitse, maar heel gemoedelijke Nederlandse militairen die het toezicht houden op de inlevering. Van "in bewaring" genomen spullen heeft nagenoeg niemand iets teruggezien.

Op het artikel in Panorama van 17 december 1913 zijn zoveel reacties gekomen dat Corver besluit een boekje te schrijven. Het Draadloos ontvangstation is het eerste, zuiver voor amateurs geschreven boek over de liefhebberij in ons land. Het manuscript ligt juist gereed ter verzending aan de drukkerij als de oorlog uitbreekt. Corver en de uitgever vragen zich af of de publicatie onder deze omstandigheden niet als een aansporing tot ongehoorzaamheid aan de wet is te beschouwen. Om dit verwijt te ontgaan, wordt een naschrift toegevoegd waarin op het verbod, om praktisch iets aan radio te doen, wordt gewezen. Wanneer het boek in 1915 verschijnt, gaat de oplage zo snel weg, dat van hetzelfde zetsel nog een herdruk wordt gemaakt, waarin verder een lijstje met verbeteringen wordt opgenomen.


De oprichting van de NVVR

Tijdens de overname van het peilstation, geleverd door Idzerda, kwam Veder in contact met Corver. Hij bleek zeer geïnteresseerd in het leggen van een band met leden van het Haagse amateurclubje. Samen zal men wellicht tot een landelijke vereniging kunnen komen. Dat zo'n vereniging in een behoefte zal voorzien, blijkt ook uit de uitvoerige correspondentie met amateurs waarin Corver na het verschijnen van zijn eerste boek verwikkeld is geraakt. In het voorjaar van 1916 wordt dan ook in het radiostation van Veder een voorvergadering belegd, waar behalve Veder aanwezig zijn: J. Corver, A.H. de Voogd, O.P. Koch en F.A. Koch. Na nog enige besprekingen wordt de "Nederlandsche Vereeniging voor Radiotelegrafie", NVVR, op 10 maart 1916 officieel opgericht, waarbij verschillende vooraanstaande personen hun medewerking verlenen. We noemen prof. C.L. v.d. Bilt, dr. N. Koomans, dr. D. van Gulik, dr. G. van Dijk (van het KNMI), dr. A.H. Borgesius, H.J. Nierstrasz (station Scheveningen-Haven), L.A. Bakhuis, A. Spanjaard (ANWB) en prof. A.J. Mulder. Veder wordt voorzitter en Corver secretaris.


Hoofdbestuur van de NVVR bij de oprichting in 1916.
Staande v.l.n.r.: Nierstrasz en Koomans.
Zittend v.l.n.r.: Schorer, Hummel, Veder, Corver en Bakhuis.

Hoewel dus ontstaan in een tijd dat luisteren naar radio-uitzendingen bij de wet is verboden, is de NVVR een serieuze vereniging onder leiding van een van alle wetsovertreding afkerige voorzitter. Zij is daarom door minder rechtzinnige groepen wel eens als de "hoge-hoeden-vereniging" bestempeld.

Maar de NVVR wenst zich beslist niet als een elitevereniging te profileren. De circulaire die tot lidmaatschap uitnodigt, stelt heel duidelijk dat de NVVR open staat voor iedereen die in de radio belang stelt, zowel beroepsman als amateur.

De vereniging stelt zich tot eerste taak opheffing van het luisterverbod te verkrijgen. Een aantal amateurs is al voorwaardelijk veroordeeld voor de overtreding ervan. Ook wordt een ambtenaar van PTT vervolgd die door een controlerende collega "erbij is gelapt". Tot voor de Hoge Raad wordt deze zaak bevochten. Het komt tenslotte tot een voorwaardelijke veroordeling. Intussen heeft de NVVR een uitvoerig adres aan de minister van Oorlog ter hand gesteld met een voorstel voor een bepaling waardoor bonafide luisteraars niet gehinderd zullen worden en toch een goede controle, met name op clandestiene zenders, mogelijk is. De minister neemt dit voorstel nagenoeg letterlijk over en het ministerie van Oorlog vaardigt op 12 september 1917 een nieuwe bepaling uit die als opheffing van het luisterverbod met vreugde en voldoening wordt begroet.

De vooruitstrevende voorzitter van de NVVR, A. Veder, neemt in 1918 een bijzonder initiatief: hij bereidt een door de NVVR te organiseren tentoonstelling voor. Deze eerste Nederlandse radiotentoonstelling heeft plaats in de Dierentuin te den Haag in maart 1918, dus nog tijdens de Eerste Wereldoorlog. Een tiental firma's op radiogebied exposeert er, terwijl ook van tien verschillende rijksinstellingen prachtige inzendingen zijn verkregen. Toch is de tentoonstelling in hoofdzaak een typische amateurexpositie, want er zijn maar liefst 55 inzendingen van particulieren!

De belangstelling voor de tentoonstelling is groot - ruim 7500 personen - en dat is heel wat voor die tijd alsmede gezien het onderwerp van de tentoonstelling. Officiële bezoekers zijn H.M. Koningin Emma, Koningin Wilhelmina en Prins Hendrik, de ministers van Oorlog, Marine, Koloniën en Waterstaat. De NVVR ziet haar ledental van 500 in het tentoonstellingsjaar verdubbelen!


H.M. Koningin Wilhelmina arriveert bij de eerste Nederlandse radiotentoonstelling (maart 1918),
begeleid door Anton Veder.

De grootste opschudding veroorzaakt de inzending van het elektrotechnisch bureau van Leonard Bal te Breda. Dat komt met een ontvanger met een radiolamp. Het is een sensatie!

Van belang is ook, dat op 1 januari 1918 de NVVR met een eigen maandblad komt: Radio-Nieuws, onder de meer dan voortreffelijke redactie van J. Corver. Hoewel Radio-Nieuws open staat voor amateur en vakman, is het toch vaak wat te "zwaar" voor de amateur. Op 1 maart 1923 verschijnt dan ook naast het maandblad Radio-Nieuws een weekblad dat zich typisch op de amateur richt: Radio-Expres, eveneens onder redactie van Corver.

In 1926 bestaat de NVVR tien jaar en dat wordt op waardige wijze gevierd. Voorzitter Veder biedt de leden een fraai cadeau aan:

GEDENKBOEK TER HERINNERING AAN HET TIENJARIG BESTAAN VAN DE NEDERLANDSCHE VEREENIGING VOOR RADIOTELEGRAFIE
1916 - 1926.

Op ruim 400 bladzijden van fraai, zwaar papier bevat het, na een voorwoord in het Frans van redacteur J. Corver, bijdragen van prominente radiomannen uit die tijd in binnen- en buitenland, zoals Marconi, Alexan­der­son, prof. van der Bilt, dr. Coret, Corver, Eckersley, Dubois (directeur NSF), prof. Elias, prof. Esau, generaal Ferrié, dr. de Groot, Jenkins, dr. Balth. van der Pol, ir. J.M. Verff, dr.ir. Koomans en vele anderen; niet minder dan 51 auteurs. Op de jaarvergadering 1926 van de NVVR biedt feestredenaar Koomans de voorzitter een uitgave van het Gedenkboek in luxe band aan, vergezeld van een gecalligrafeerde opdracht. Dat mag dan ook wel, want Veder heeft de uitgave van het boek in zijn prachtige band, dat alle leden ontvangen, geheel zelf bekostigd!

Het boek geeft een goed beeld van de stand van de radio- en televisietechniek in diverse landen rond het midden van de jaren twintig.
voorzijde van het gedenkboek
Klik op het boek om de inhoud te kunnen inzien


Oprichting van het Wetenschappelijk Radiofonds Veder

Enige maanden later neemt Veder afscheid als voorzitter; hij heeft de NVVR van de oprichting af geleid. We citeren thans Radio-Expres no. 24 van 17 juni 1927: "De benoeming van den Oud-Voorzitter der N.V.V.R., den heer A. Veder, tot Eere-Voorzitter onzer Vereeniging, heeft hem aanleiding gegeven op de laatste algemeene ledenvergadering ter kennis te brengen van de Leden en het Hoofdbestuur, dat hij besloten heeft in nader te bepalen vorm de rente van een kapitaal ad f 100.000,- hetwelk daartoe door hem bij een bankinstelling gedeponeerd zal worden, jaarlijks ter beschikking te stellen, teneinde daaruit, indien daartoe aanleiding bestaat een of meerdere prijzen uit te keeren aan dien Nederlander of Nederlandsche vrouw, die in het jaar, waarover de prijs uitgereikt wordt, hetzij door een uitvinding of werkwijze, hetzij in het algemeen door eenige werkzaamheid, het meeste bijgedragen heeft tot de bevordering van de ontwikkeling der radiowetenschap of radiotechniek in de ruimsten zin des woords, met dien verstande, dat voor een zoodanige prijs uitsluitend in aanmerking kunnen komen personen, die bij den aanvang van het jaar, waarover de prijs uitgedeeld wordt, reeds lid der N.V.V.R. waren. Bovendien zal van elken toegekenden prijs slechts 90% aan de bekroonde uitgekeerd worden, terwijl de resteerende 10% in de kas der Vereeniging gestort wordt met uitsluitende bestemming, om daaruit propaganda voor de N.V.V.R. in den ruimsten zin des woords, te bekostigen ".

Eén en ander wordt geregeld door de oprichting van de "Stichting Wetenschappelijk Radiofonds Veder". Het WERA Fonds Veder keert nog steeds prijzen of beloningen uit, soms ook aan amateurs. Sedert 1963 wordt jaarlijks een wisselbeker, oorkonde en een geldbedrag uitgereikt aan de "Amateur van het Jaar", welke amateur door het Hoofdbestuur van de "Vereniging voor experimenteel radio-onderzoek in Nederland", VERON, wordt voorgedragen.

De bepaling dat alleen leden van de NVVR in aanmerking komen voor een prijs is later kennelijk vervallen. De NVVR is in 1945 opgegaan in de toen opgerichte VERON. De 10% van de in een jaar uitgekeerde prijzen komt thans ten goede van het VERON-fonds, dat hulp biedt aan gehandicapte amateurs.

Bij de oprichting van het WERA Fonds Veder was het bestuur als volgt samengesteld: voorzitter A. Veder en als leden dr. A.H. Borgesius, J. Corver, prof.jhr.dr. G.J. Elias, dr.ir. N. Koomans, mr. J.H. Stam en mr. A.F. Poggenbeek. Helaas heeft de oprichter de werkzaamheid van het Fonds niet meer kunnen beleven, want hij overleed onverwacht op 21 augustus 1928, slechts 48 jaar oud. Conform de statuten werd hij als voorzitter opgevolgd door zijn dochter, toen mej. C.E. Veder; zij heeft het voorzitterschap bekleed tot 1978! Als meisje van negentien had zij dus tot taak de vergaderingen te leiden, temidden van de veel oudere en deftige heren die het Bestuur vormden. Dat viel niet mee, zoals zij in 1990 tegenover schrijver verklaarde.

Anton Veder en zijn dochter
Anton Veder als trotse vader met zijn dochtertje, de latere mevr. C.E. van Hoboken-Veder.
Na de vroege dood van haar vader zou zij gedurende vijftig jaar de stichting als voorzitter leiden.

In de eerste vergadering op 30 januari 1929 wordt een prijs uitgereikt aan de groep-Koomans "terzake van hun belangrijke werkzaamheden in verband met de telefonische verbinding tussen Nederland en Nederlands-Indië". De heren dr.ir. N. Koomans, ir. A.D. Roosenstein en ir. J.C. Verton ontvangen f 500; de heer W.A. Revallier f 250. Koomans heeft er kennelijk geen bezwaar tegen om als bestuurslid zelf ook een prijs in ontvangst te nemen! De groep-Philips ontvangt eveneens een prijs "terzake van hun belangrijke werkzaamheden ten opzichte van de telefoniezender te Eindhoven". De heren dr. Balthasar van de Pol en J.J. Numans ontvangen ieder f 500. Het waren forse bedragen, waarbij we dienen te bedenken, dat er sedertdien een forse geldontwaarding heeft plaatsgevonden. De waarde van de prijzen kunnen we in euro's van 2002 uitdrukken door de bedragen in guldens uit 1929 met een factor van circa 6,4 te vermenigvuldigen.

Voorzitter van het bestuur van de Stichting Wetenschappelijk Radiofonds Veder is een lid uit het nageslacht van oprichter Anton Veder. Naast een secretaris zijn de bestuursleden verbonden aan één van de Nederlandse universiteiten of werkzaam bij een instelling of industrie die zich met de radiotechniek of aanverwante wetenschap bezig houdt. Het was de wens van radioamateur Anton Veder, dat ook het radioamateurisme in het bestuur van de stichting vertegenwoordigd zou zijn. Het is in zijn hoedanigheid van radiozendamateur (roepletters PAØSE), dat schrijver dezes zeventien jaar lid van het bestuur is geweest. Thans wordt deze functie vervuld door dr.ir. Pieter-Tjerk de Boer, PA3FWM.